Subruralisatie

Voor het eerst sinds decennia stokt de groei van Amsterdam. Al jaren verhuizen meer gezinnen van de stad naar het platteland dan vice versa maar tot voor kort werd dat teniet gedaan doordat het Amsterdamse geboortecijfer hoog is en doordat een constante stroom van buitenlandse werknemers en studenten naar Amsterdam trok. Door de coronacrisis is de immigratie bijna stilgevallen. Is dit het begin van een nieuwe suburbanisatiegolf?

Voor ik daar antwoord op kan geven moeten we even terugkijken naar de vorige periode van suburbanisatie. Zoals in veel steden daalde de bevolking van Amsterdam in de jaren zestig en zeventig fors. In 1959 had Amsterdam 870.000 inwoners, in 1985 waren er nog maar 675.000 Amsterdammers over. Ondanks dat de bevolking afnam groeide de stad als nooit tevoren. In Nieuw West en Amsterdam Noord werd flat na flat opgeleverd en met de Bijlmer werd een heel nieuw stadsdeel toegevoegd om in de behoefte aan woningen te voorzien. De stad groeide niet alleen in oppervlakte maar ook in aantallen. Van 255.000 woningen in 1959 naar 320.000 woningen in 1985 en dan tel ik de tegen Amsterdam aangebouwde nieuwbouwwijken in Amstelveen, Duivendrecht en Diemen niet eens mee. Na een kwart eeuw suburbanisatie had Amsterdam een kwart minder inwoners en een kwart meer woningen.

Huishoudensverkleining

In dit perspectief is suburbanisatie een rare benaming voor een fenomeen dat we beter kunnen beschrijven als huishoudensverkleining. De gemiddelde huishoudensgrootte daalde in Amsterdam in deze tijd van 3,4 naar 2,1. Dat lijkt niet zo dramatisch tot je bedenkt dat in 25 jaar tijd van iedere 100 bewoners in de oude huizen in de bestaande stad meer dan 40 bewoners vertrokken naar buitenwijken en groeikernen in de verre omgeving. Jonge gezinnen wilden niet langer drie hoog achter in de Jordaan of de Pijp wonen en verhuisden naar Purmerend, Hoofddorp of Almere. De oudjes bleven maar zij konden het stedelijk leven niet overeind houden. Wie door de oude wijken van de stad loopt ziet overal de schoolgebouwen, (film-)theaters en winkelpanden die een nieuwe bestemming hebben gekregen omdat er niet meer genoeg leerlingen en klanten waren.

De suburbanisatie was natuurlijk alles behalve een Amsterdams fenomeen. Andere Nederlandse en buitenlandse steden maakten na de tweede wereldoorlog een vergelijkbare ontwikkeling door. De bevolking daalde maar een blik op de kaart laat zien hoe de meeste steden in oppervlakte en dus ook in woningaantallen groeiden.

De vraag of we aan het begin van een suburbanisatiegolf staan is daarmee al deels beantwoord. Het zou een kentering in de geschiedenis betekenen en er is weinig reden om aan te nemen dat we op zo’n kantelpunt staan. De woningprijzen zijn daarvoor een heldere indicatie. De prijzen in Amsterdam zijn net als in andere grote steden bijzonder hoog. Dat is waarschijnlijk ook de belangrijkste reden dat Amsterdammers op zoek gaan naar woningen buiten de stad.

Krimp in Europa

Als we verder kijken dan de drukke stad dan ontdekken we dat we niet in een tijd leven van suburbanisatie maar van subruralisatie. Het platteland loopt leeg. We merken het nog nauwelijks. Het knabbelt aan de randen. In Zuid Limburg, de Achterhoek, Oost Groningen, Zeeuws Vlaanderen krimpt de bevolking. Vooralsnog komt dat, net als in Amsterdam een halve eeuw geleden, doordat er per huis minder mensen wonen. Toch is het vooruitzicht voor deze krimpgebieden minder rooskleurig. De ontwikkeling die zij doormaken staat niet op zichzelf. In heel Europa ontvolkt het platteland. Kaarten van Eurostat laten zien dat meer Europese regio’s door de jaren heen te maken hebben met bevolkingskrimp dan met bevolkingsgroei. Amerikaanse onderzoekers publiceerden in 2020 in the Lancet een onderzoeksrapport waaruit blijkt dat de West-Europese bevolking aan het eind van deze eeuw met 15 tot 30% zal zijn gekrompen. De Nederlandse bevolking zou volgens die onderzoekers tot 2030 nog bescheiden groeien om vervolgens met 4 tot 6 miljoen inwoners te krimpen voor het eind van de eeuw.

Scholen sluiten

De vergrijzing is de voorbode van deze krimp. Het is logisch dat door de vergrijzing het geboortecijfer daalt. Al enkele decennia is het platteland niet meer de kraamkamer van Nederland. De meeste kinderen worden geboren in de grote steden. Zo worden er in de stad Utrecht bijna twee keer zoveel kinderen geboren per duizend inwoners als in de eerder genoemde krimpgebieden ver buiten de steden. Toen tijdens de suburbanisatie in Amsterdam er scholen sloten was er altijd wel een andere school in de buurt waar kinderen terecht konden. In de dorpen in Friesland, Drenthe en Limburg betekent het sluiten van een school dat het voor gezinnen met kinderen veel minder aantrekkelijk wordt om er te gaan wonen. Het proces van vergrijzing en uiteindelijk krimp wordt daardoor versterkt.

Het zal moeilijk worden om uit deze neerwaartse spiraal te komen. De onderwijsinspectie constateert dat op kleine scholen de kwaliteit van het onderwijs te vaak tekortschiet. Al enkele jaren adviseert de onderwijsraad daarom scholen met minder dan 100 leerlingen te sluiten. Vooralsnog wordt er veel clementie getoond. In dunbevolkte gebieden wordt een school pas opgeheven als er minder dan 23 leerlingen op zitten. Omdat krimp niet een tijdelijk maar een voortschrijdend fenomeen is, is dit uitstel zonder afstel. Jaarlijks sluiten meer dan honderd basisscholen de deuren en voorlopig zet deze trend nog wel even door. In plaats van te kleine scholen te beschermen zou alle energie moeten worden gestoken in het behoud van de kwaliteit van de plattelandsscholen. Liever één school die toekomstbestendig is dan drie scholen die op termijn verdwijnen.

Reistijden

Logischerwijs concentreert het percentage hoger opgeleiden zich ook rond de steden. Daar zitten de universiteiten en hogescholen. Bij gevolg liggen de salarissen in de steden ook hoger dan op het platteland. Ik heb me eens laten vertellen dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen reistijd en inkomens. Wanneer de reistijd tussen een welvarende regio en een minder welvarende regio halveert dan halveert ook het verschil in inkomens tussen deze regio’s. Op statistische kaarten van Nederland is dat effect af te lezen. Het Gooi ligt niet toevallig langs de A1, de A2 en de A27 met de parallelle spoorlijnen, hetzelfde geldt voor de verstedelijkte dorpen ten noorden, zuidwesten en zuidoosten van Eindhoven of voor de gemeentes ten zuiden van Groningen.

De woon-werkafstand steeg jarenlang door het groeiend autobezit maar is sinds 2008 stabiel gebleven. Gemiddeld leggen Nederlanders dagelijks circa twintig kilometer af naar hun werk. De rek is er uit. Met meer of bredere wegen nemen de files nog wel af in lengte maar niet meer in tijd. Bovendien zijn het vooral (hoogopgeleide) mannen die bereid zijn langer te reizen. Dat lijkt een verre echo uit een verleden waarin de werkende man ’s avonds nog net op tijd thuis kwam om de kinderen welterusten te wensen. Hoewel de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland lager is dan in andere landen neemt deze nog altijd toe. Juist voor alleenstaanden en tweeverdieners speelt de woon- werkafstand een belangrijke rol bij de keuze van de woonplek.

Bedrijven volgen personeel

Tijdens de hoogtijdagen van de suburbanisatie werd doelgericht beleid gevoerd om werkplekken over het land te verdelen. De PTT verhuisde naar Groningen en het ABP werd naar Heerlen verhuisd waar DSM al nieuwe banen probeerde te scheppen voor de werkloze mijnwerkers. Het zijn maatregelen uit een tijd dat het werk niet voor het oprapen lag. Zelfs na twee jaar Corona is daar in Nederland geen sprake van. Meer dan 300.000 vacatures staan er open. Voor bedrijven wordt het vinden van het beste personeel steeds moeilijker. Het vooruitzicht van een vergrijzende en uiteindelijk krimpende bevolking maakt die zoektocht naar personeel nog belangrijker. Dat geldt voor de kennisindustrie die afhankelijk is van de hoogopgeleide bevolking rond de steden maar op termijn staat ieder bedrijf dat op zoek is naar personeel voor de vraag of die werknemers in de eerder genoemde straal van 20 kilometer voorhanden zijn.

Winkelleegstand

Nederland heeft een relatief hoge winkeldichtheid. Waar in Frankrijk en Spanje de centra van dorpen en kleinere steden werden leeggezogen door hypermarchés langs de snelweg werd daar in Nederland door planologen een stokje voor gestoken. Ondertussen groeiden de winkelgebieden van boodschappencentra naar ontmoetingsplekken. Met de opkomst van het online winkelen wordt het belang van ontmoeting nog versterkt. Kleding of zelfs de dagelijkse boodschappen kun je ook laten bezorgen alleen kom je dan niemand meer tegen. De verschuiving van boodschappen doen naar recreatief winkelen stelt wel nieuwe eisen aan een winkelgebied. Helemaal voorkomen dat het aantal winkels in kleinere gemeenten stevig afnam kon het beleid dan ook niet. Een deel van de winkelleegstand wordt opgevangen door horeca maar in de kleinste dorpen verdween de bakker en de kruidenier.

Je zal er maar wonen

Winkelleegstand, Bedrijfsverplaatsingen, schoolsluitingen, bevolkingsafname, de sterren staan ongunstig voor het leeglopende platteland. We mogen daarom van geluk spreken dat we in een sterk verstedelijkt land leven. Een stad die groot genoeg is voor een stevig voorzieningenaanbod en waar bedrijven zich willen vestigen is nooit ver weg. Dat er vanuit de steden, Amsterdam voorop, meer gezinnen verhuizen naar het platteland dan vice versa is in dit beeld een gezonde ontwikkeling. Het onderstreept ook waarom niet alleen de steden gebaat zijn bij een sterke internationale concurrentiepositie maar uiteindelijk het hele land daarvan mee profiteert.

In 2020 stierven er evenveel Nederlanders als dat er baby’s geboren werden. Ongetwijfeld was dat aan de Coronapiek te danken maar het is een voorbode van wat ons te wachten staat. De bevolking groeit omdat er jaarlijks meer buitenlandse migranten naar Nederland komen dan er vertrekken. In tegenstelling tot wat sommige politici ons willen laten geloven is dat goed nieuws. Zij staren zich liever blind op de tien tot vijftienduizend asielzoekers die jaarlijks een verblijfsvergunning krijgen. Los van de morele plicht die we als welvarend land hebben om vluchtelingen te helpen vormen asielzoekers maar een klein deel van de meer dan 200.000 migranten die per jaar naar Nederland komen. Onze vergrijzende samenleving mag blij zijn met die vaak jonge (en in meerderheid Europese) mannen en vrouwen die zich voor werk of studie in Nederland vestigen.

Het platteland is niet het slachtoffer van de globalisering. Het profiteert er pas later van. Dat scholen, politiebureaus en ziekenhuizen in kleinere gemeentes sluiten kunnen we nu nog wijten aan een beleid gebaseerd op efficiency en schaalvergroting. Op langere termijn zal de lokale demografie bepalen welke voorzieningen waar blijven. Tijdens de suburbanisatie daalde de gemiddelde huishoudensgrootte in de stad. Hetzelfde doet zich nu voor op het vergrijzende platteland. Als de gemiddelde huishoudensgrootte in een gemeente met 30.000 inwoners daalt van 2,3 naar 2,0 dan zijn dat bijna 4.000 inwoners minder. Getalsmatig is dat weer een school die sluit en waarschijnlijk ook een supermarkt zonder klanten. Sinds baby’s vooral geboren worden in de steden en diezelfde stad een magneet is voor buitenlandse studenten en kenniswerkers is de stad niet langer de grote boze broer die de kleinere gemeentes overheerst. Onze grote steden, Amsterdam voorop, zijn als de vriendelijke grote broer die de andere dorpen en steden in ons niet al te grote land de kracht geven om zich in de komende tijden van krimp overeind te houden.