Er zijn te weinig architecten

Creativiteit is kwetsbaar. Een spellingsfout maken is gênant, een rekenfout is storend maar wanneer het idee of het product waar je intens aan hebt gewerkt wordt afgewezen dan voelt dat als een persoonlijke nederlaag. Misschien ben ik daarom extra alert wanneer ik het studentenwerk op één van de academies van bouwkunst moet beoordelen.

Regelmatig worden we met een groep architecten als externe beoordelaars bijeen geroepen om vast te stellen of de projecten waar de academiestudenten hun ziel en zaligheid in hebben gestoken voldoende zijn om aan het volgende jaar van hun studie te beginnen. Per twee architecten krijgen we een aantal studenten toegewezen die ons ruim voor hun presentatie op de academie hun portfolio’s toesturen. In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt over “de jeugd van tegenwoordig” valt me iedere keer op met hoeveel inzet, zorgvuldigheid en betrokkenheid er aan de academies gewerkt wordt en onwillekeurig denk ik dan terug aan het onbevangen amateurisme dat ikzelf in mijn studententijd aan de dag legde.

Zoals dat in de 21e eeuw gaat moeten we het studentenwerk beoordelen aan de hand van een lijst competenties die op zijn zachtst gezegd ambitieus is. Tot mijn lichte spijt zijn er altijd twijfelgevallen. Op basis van de lijst competenties vallen veel studenten af en van wat ik in de wandelgangen hoor zijn heel wat collega’s een stuk strenger dan ik. Tot welk slagingspercentage dit leidt weet ik niet maar iedere onvoldoende is een pittig oordeel als je bedenkt dat voor veel studenten een jaar over moeten doen een reden is om met de studie te stoppen.

Die “dag des oordeels” op de academie geeft me een gemengd gevoel. Het laat zien hoeveel talent er op de bouwkunde-opleidingen is maar ook dat de lat voor dat talent erg hoog wordt gelegd. Langzaam aan denk ik te weten hoe het mechanisme werkt. Ergens in onze beroepsgroep van creatieve geesten leeft nog altijd de meester-gezel gedachte zoals die in de middeleeuwse gildes bestond. De meesters zien er streng op toe dat het vak dat ze hebben geleerd wordt voortgezet door gezellen die het in ruime mate beheersen. Op zich is dat heel nobel maar de werkelijkheid waarin we leven is een andere. Onze zo zorgvuldig opgeleide vakgenoten komen in een werkveld terecht dat geleid wordt door procesmanagers en beleidsadviseurs. Allemaal mensen waarvan de vakbekwaamheid niet eerst door collega’s op waarde is geschat.

Misschien zijn we als architecten wel zo streng in het beoordelen van onze aspirant vakgenoten omdat we voelen dat ons vak onder druk staat. Als een communicatiespecialist solliciteert op één van de vele vacatures bij overheden, corporaties en grotere bedrijven dan is er geen groep van ervaren vakgenoten die heeft vastgesteld of hij of zij uit het juiste hout is gesneden. Van bepaalde beroepsgroepen kun je niet genoeg mensen hebben, zo lijkt het. In de creatieve beroepen leven we altijd met de vraag of we met onze goede bedoelingen wel genoeg geld kunnen verdienen. Dat gebrek aan zelfvertrouwen wordt een self fulfilling prophecy als we creativiteit behandelen met de zuinigheid die de minder creatieve geesten ons opleggen.

Laten we het eens omdraaien. Stel dat we veel meer studenten zouden stimuleren om een creatieve opleiding te volgen. Misschien worden ze na de Academie van Bouwkunst geen architect maar procesmanager, communicatie- of beleidsadviseur. In plaats van een poortwachter voor het vakgebied zouden we de expertise die we als vakgenoten hebben veel meer kunnen delen. We zetten de poort wijd open zodat er meer mensen de vakwereld instromen die verder kijken dan de spreadsheet, die snappen dat mensen niet kunnen wonen of werken in een verzameling kwaliteitsprotocollen en dat je niets hebt aan duurzaamheid als een gebouw bij oplevering al gedateerd is. In plaats van studenten die architect willen worden streng te beoordelen of ze wel aan de allerhoogste eisen voldoen zouden we ze enthousiast klaar moeten stomen. Aan mensen met kennis van zaken is altijd een tekort.

Het vak van architect is sinds 1988 een beschermde titel, iedereen die een gebouw wil ontwerpen mag dat gewoon doen maar hij of zij mag zich geen architect noemen. Voor wie architect wil worden zijn er in Nederland twee mogelijkheden. Dat kan via de Technische Universiteit, waar je een bachelor bouwkunde en een master architectuur haalt. Na je opleiding moet je 2 jaar lang minimaal 32 uur per week werken om een beroepservaringsperiode te doorlopen. Het alternatief is dat je minimaal 4 jaar lang naar een academie van bouwkunst gaat. Daarvoor heb je ook een bachelor-diploma nodig maar het verschil met de master-opleiding aan de universiteit is dat je geen beroepservaringsperiode nodig hebt omdat je deze opleiding combineert met het werk op een architectenbureau.

Foto: Luuk Kramer
Bij ons op de XOOMlab-werkvloer zitten lang niet allemaal architecten en het is toch (of misschien juist daarom) inspirerend. (foto: Luuk Kramer)

Het vak van architect is sinds 1988 een beschermde titel, iedereen die een gebouw wil ontwerpen mag dat gewoon doen maar hij of zij mag zich geen architect noemen. Voor wie architect wil worden zijn er in Nederland twee mogelijkheden. Dat kan via de Technische Universiteit, waar je een bachelor bouwkunde en een master architectuur haalt. Na je opleiding moet je 2 jaar lang minimaal 32 uur per week werken om een beroepservaringsperiode te doorlopen. Het alternatief is dat je minimaal 4 jaar lang naar een academie van bouwkunst gaat. Daarvoor heb je ook een bachelor-diploma nodig maar het verschil met de master-opleiding aan de universiteit is dat je deze opleiding combineert met het werk op een architectenbureau.