Zullen we het weer over woonkwaliteit hebben?

Hoera, de woningmarkt stort in! De huizenprijzen dalen, woningen staan langer te koop, pandjesbazen blazen de aftocht en er wordt minder gebouwd. Dat laatste lijkt vervelend maar waarschijnlijk zullen de bouwprijzen stabiliseren als er weer wat rust na de bouwwoede komt.

Tegen de politici die blijven beweren dat alleen bouwen, bouwen, bouwen tot lagere woningprijzen leidt kunnen we nu het bewijs leveren dat een kleine rentestijging al voldoende is om het tij te keren. Minister Hugo de Jonge die dacht dat je woningen kan bestellen als waren het mondkapjes blijft met honderden van zijn flexwoningen zitten (bron NOS). Ook dat is goed nieuws.

Nu de gekte van de woningmarkt is verdwenen hebben we tijd om na te denken waar goede woningbouw werkelijk om draait. Dat is meer dan een snel in elkaar getimmerde keet uit een fabriek. Helemaal als dat fabrieksproduct alleen betaalbaar kan zijn wanneer er grote aantallen tegelijk worden afgenomen. Wij mensen zijn emotionele wezens. We willen leven in een prettige omgeving, niet in geestdodende blokken.

Een bewoner wil zich thuis voelen in zijn of haar huis. Dat zit in kleine dingen. De boom in de straat, de buurtwinkel om de hoek, het bankje naast de voordeur, het kan van alles zijn. Essentieel is dat er iemand heeft nagedacht over de vraag hoe je op die plek het beste woont. Dat je niet in een veredelde container woont omdat de directeur van de woningcorporatie die economie of rechten heeft gestudeerd een woning heeft besteld bij een woonfabriek die opgekocht is door een in Japan of Monaco gevestigde investeringsmaatschappij om maar een praktijkvoorbeeld te noemen.

Voor alle duidelijkheid, ik heb geen enkel probleem met fabrieksmatig bouwen. Het is zo dat ik meer kansen zie voor het bouwen met geprefabriceerde elementen dan het neerkwakken van wooncontainers maar dat mag de pret niet drukken. Moderne fabrieken hebben de mogelijkheid om unieke producten te maken. Dat fabriekswoningen en standaardisatie in één adem worden genoemd is onterecht. Fabrieksbouwers kampen met dezelfde tekortkoming als veel techneuten. Ze zijn meer bezig met het stroomlijnen van het fabrieksproces dan met wat er buiten de productiehal gebeurt.

Daar kunnen ontwerpers verandering in brengen. De komende tijd ontstaat de kans om zelf het heft in handen te nemen. De ontwikkelaars van standaard koopwoningen zien met angst en beven de verkoopcijfers het nulpunt naderen. Die woonfabrieken gaan vanzelf op slot als de bouw stilvalt. De markt is te onzeker om grote ontwikkelingen in gang te zetten maar er is genoeg te doen.

Miljoenen woningen moeten verduurzaamd worden. Appartementencomplexen waar een verdieping bovenop kan worden gebouwd moeten gerenoveerd worden. Moeilijk verkoopbare woningen in buitenwijken kunnen gesplitst worden en misschien wel tegelijkertijd levensloopbestendig gemaakt. En dan zijn er natuurlijk nog heel veel locaties binnen de bebouwde kom waar kleine projecten gerealiseerd kunnen worden. Projecten van 1 tot 30 woningen maken al jaren het gros van de opgeleverde woningen uit. Het merendeel van de architecten-opdrachten bestaat uit dergelijke projecten en daar ligt de sleutel tot succes.

Op de kleine schaal, dicht bij de bewoners, eventueel verenigd in collectieven en coöperaties, is er niemand die op basis van een spreadsheet het laatste beetje kwaliteit uit een project probeert te persen. Daar wordt de plattegrond niet bedacht op basis van een puntenlijstje maar in gesprek met de bewoners zelf.

Wij doen dit zo al jaren en wat ons opvalt is dat de mogelijkheden om tot innovaties en duurzame oplossingen te komen op die kleinere schaal veel groter zijn. Wanneer we samen met de bewoners een experiment aan gaan hoeven we niet eerst een duur rapport te laten schrijven en hoeft het niet door tientallen bovenbazen goedgekeurd te worden.

Ook wij bestellen bij fabrieken. Niet de fabrieken waar complete woningen worden geassembleerd maar fabrieken die bouwdelen perfect op maat leveren. De kosten zijn ongeveer gelijk. Soms door een beter passende oplossing en zeker dankzij de lagere overhead. Zo bouwen we aan een stad die divers is. Waarin gebouwen recht doen aan al die verschillende mensen die er wonen.